Ko & Co Advocaten is – naast het arbeidsrecht – ook gespecialiseerd in het contractenrecht. Ko & Co advocaten bespreekt deze keer: de overeenkomst van aanneming.
Wat is een aannemingsovereenkomst?
Aanneming van werk is volgens de wet “de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijk aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs in geld.“ Het moet gaan om het opleveren van een werk van stoffelijke aard, zoals een bouwwerk of een kunstwerk. Bij aanneming van werk bestaat géén gezagsverhouding tussen de aannemer en de opdrachtgever. De meeste bepalingen in het Burgerlijk Wetboek over aanneming van werk zijn van regelend recht. Dat betekent dat van die bepalingen vrijelijk contractueel kan worden afgeweken. Het betekent óók, dat indien van deze bepalingen niet contractueel wordt afgeweken, deze bepalingen onverkort van toepassing zijn op de gesloten overeenkomst van aanneming. Dat kan voor u zowel goed als erg ongelukkig uitpakken. Het is dan ook erg belangrijk dat u de volgende bepalingen van regelend recht kent, zodat u er indien gewenst van kunt afwijken.
Artikel 7:752 BW – geen bepaalde prijs overeengekomen
Partijen kunnen een vaste prijs overeenkomen, maar dat hoeft niet. Voor de situatie dat geen vaste prijs is overeengekomen, of slechts een richtprijs is bepaald, is de opdrachtgever een ‘redelijke prijs’ verschuldigd. Bij de bepaling van de prijs wordt dan rekening gehouden met de gangbare prijzen in de markt, de gewoonlijk bedongen prijzen voor vergelijkbare werken en de verwachtingen die de aannemer over de vermoedelijke prijs heeft gewekt. Stel nu dat er geen vaste prijs is overeengekomen, maar wel een prijsindicatie is afgegeven, dan mag deze prijs maar met 10% worden overschreden, tenzij de opdrachtgever tijdig is gewaarschuwd door de aannemer voor de prijsstijging. Als de aannemer niet heeft gewaarschuwd voor de prijsstijging, kan hij zich er niet met succes op beroepen dat de opdrachtgever had moeten begrijpen dat de richtprijs met meer dan 10% zou worden overschreden. Voor de opdrachtgever is dit een gunstige bepaling. Voor de aannemer het tegenovergestelde. Het gebeurt immers vaak genoeg dat een richtprijs wordt gegeven en dat er daarna niet goed (schriftelijk) wordt gecommuniceerd over de prijsverhoging. Hoe redelijk de prijsverhoging ook is – als er geen overeenstemming is vastgelegd is de wet streng voor de aannemer.
Artikel 7:755 BW – meerwerk
De aannemer heeft recht op prijsverhoging als gevolg van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk, als hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van de prijsverhoging. Door de tijdige informatie kan de opdrachtgever beslissen of hij wel of niet het meer werk aan de aannemer wil opdragen. Als de aannemer de opdrachtgever dus niet tijdig heeft gewaarschuwd, kan hij niet achteraf stellen dat de prijsverhoging noodzakelijk was en kan opdrachtgever in beginsel niet gehouden worden om de extra kosten te betalen. Dat is alleen anders als de opdrachtgever de noodzaak van de prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen (zolang geen sprake is van een afgegeven prijsindicatie die met meer dan 10% werd overschreden). Van dit artikel kan wel worden afgeweken, alleen niet ten nadele van de opdrachtgever. Het is duidelijk een bepaling ter bescherming van de opdrachtgever.
Artikel 7:757 BW – onmogelijkheid van uitvoering van het werk
Als de zaak waarop of waaraan het werk moeten worden uitgevoerd te niet gaat of verloren raakt, en de zaak bevond zich niet niet onder de aannemer toen dat gebeurde, heeft de aannemer alsnog recht op een evenredig deel van de vastgestelde prijs. Die prijs wordt dan vastgesteld aan de hand van de verrichte arbeid en gemaakte kosten. Als de zaak zich wel onder de aannemer bevond toen het teniet ging of verloren raakte, is de opdrachtgever niets aan de aannemer verschuldigd. Datzelfde geldt als het aan de aannemer is toe te rekenen dat het werk niet meer afgemaakt kan worden. Deze bepaling verzekert de aannemer van loon voor zijn verrichte arbeid, als hij niets kan opleveren of het werk niet kan afmaken. Het beschermt de aannemer dus. Voor de opdrachtgever kan het wenselijk zijn om bijvoorbeeld overeen te komen dat de aannemer het werk tot oplevering onder zich moet houden. In dat geval zal de opdrachtgever niet snel (een deel van) het loon verschuldigd zijn als het werk verloren of teniet gaat.
Artikel 7:764 BW – opzegging door de opdrachtgever
De opdrachtgever is te allen tijde bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen. Dat berust op de overweging dat het mogelijk belang van de opdrachtgever bij niet-voortzetting van het werk groter is dan het belang van de aannemer bij de voltooiing ervan, zolang de aannemer er maar niet financieel op achteruit gaat. In geval van opzegging, zal de opdrachtgever de voor het gehele werk geldende prijs moeten betalen, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien, tegen aflevering van de aannemer van het reeds voltooide werk. De term ‘besparingen’ heeft betrekking op de bespaarde kosten van materialen en arbeid, en verder op een eventuele vergoeding voor niet gelopen risico. Omdat de ene overeenkomst de andere niet is, doen partijen goed aan met elkaar af te spreken wat zal gelden bij opzegging voordat het werk is opgeleverd.
Tot slot
Bovengenoemde bepalingen geven slechts een beperkte weergave van de geldende bepalingen bij een aanneemovereenkomst. Heeft u een opdracht binnengehaald of staat u op het punt om een aannemer de opdracht te geven een werk te make? Laat u dan vooraf goed adviseren. Het vastleggen van de gewenste afspraken kan een geschil of een financiële teleurstelling voorkomen. Wij helpen u daar graag bij.
Isa (Kriens@kc-advocaten.nl)