Bij een agentuurovereenkomst verbindt de opdrachtnemer zich om voor een (on)bepaalde tijd te bemiddelen bij de totstandkoming van overeenkomsten tussen een opdrachtgever en een derde. De opdrachtnemer wordt in dat verband “de handelsagent” genoemd en de opdrachtgever “de principaal”. De handelsagent handelt niet uit eigen naam maar sluit de overeenkomsten op naam en voor rekening van de principaal. Partijen die een agentuurovereenkomst sluiten, hebben de bedoeling om een duurzame samenwerking aan te gaan. Het gaat dus niet om één of meer bepaalde overeenkomsten waarbij de handelsagent bemiddelt – het is een verbintenis om gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd zich in te spannen om overeenkomsten namens de principaal te sluiten met derden.
Het agentuurcontract
De handelsagent wordt relatief goed beschermd door de wet. Van de meeste bepalingen die de handelsagent beschermen, kan contractueel niet worden afgeweken. In het algemeen wordt aangenomen dat bepalingen die toch afwijken van deze dwingendrechtelijke bepalingen, nietig zijn. Voor zowel opdrachtgever (principaal) als opdrachtnemer (handelsagent) kan het daarom van belang zijn om te weten hoe ver die bescherming reikt voordat een dergelijke overeenkomst wordt gesloten. Want wat je ook contractueel met elkaar afspreekt, het volgende zal hoe dan ook gelden:
Loon (artikel 7:426 lid 2 BW)
Als het recht op loon afhankelijk is gesteld van de uitvoering van de bemiddelde overeenkomst, en deze overeenkomst uiteindelijk niet wordt uitgevoerd is de principaal nog steeds het loon verschuldigd. Dat is alleen anders als de niet-uitvoering van de overeenkomst aan de handelsagent kan worden toegerekend. De principaal zal dan wel moeten bewijzen dat het door het handelen of nalaten van de handelsagent komt dat er geen uitvoering is gegeven aan de bemiddelde overeenkomst.
Aansprakelijkheid (artikel 7:429 BW)
In beginsel is de handelsagent niet aansprakelijk voor de naleving van de verplichtingen van de derde (waarmee de principaal dus een overeenkomst heeft gesloten). Partijen kunnen hiervan contractueel afwijken. Vaak staat daar dan een hogere provisie tegenover voor de handelsagent. Indien partijen afspreken dat de handelsagent (schriftelijk) aansprakelijk is voor de naleving van de verplichtingen van de derde, is het van dwingend recht dat de aansprakelijkheid gemaximeerd is tot de overeengekomen provisie. Dat is alleen anders als de handelsagent als gevolmachtigde in naam van de principaal de betreffende overeenkomst(en) heeft gesloten. Dan is de aansprakelijkheidsgrens niet gemaximeerd.
Provisie na het einde van de overeenkomst (artikel 7:431 lid 2 BW)
De handelsagent heeft (uiteraard) recht op provisie voor de overeenkomsten die tijdens de duur van de agentuurovereenkomst tot stand zijn gekomen. Maar daarnaast heeft de handelsagent ook recht op provisie voor de voorbereiding van overeenkomsten die ná het einde van de agentuurovereenkomst tot stand zijn gekomen. Daarvoor moet er óf een nauw verband bestaan tussen de werkzaamheden van de handelsagent en het tot stand komen van de aangebrachte overeenkomst (en de overeenkomst binnen redelijke termijn na de beëindiging van de agentuurovereenkomst tot stand is gekomen), óf de derde heeft voor het einde van de agentuurovereenkomst bij principaal of handelsagent de bestelling geplaatst en de handelsagent zou gewoon recht hebben op provisie als de agentuurovereenkomst nog zou bestaan.
Onregelmatige opzegging (artikel 7:439 BW)
De partij die de agentuurovereenkomst beëindigt zonder wederzijds goedvinden en zonder eerbiediging van de overeengekomen duur of inachtneming van de toepasselijke opzeggingstermijn, is schadeplichtig jegens de wederpartij tenzij de overeenkomst is geëindigd wegens een dringende reden. Dus je kan alleen de agentuurovereenkomst ontbinden zonder schadeplichtig te zijn, als de overeenkomst wordt beëindigd wegens een dringende reden. Als de wederpartij ter zake van die dringende reden vervolgens een verwijt kan worden gemaakt, is de wederpartij op schadeplichtig.
Einde van de agentuurovereenkomst (artikel 7:440 BW)
Beide partijen zijn bevoegd zich tot de kantonrechter te wenden en ontbinding van de agentuurovereenkomst te ontbinden op grond van a) een dringende reden en b) veranderde omstandigheden van dien aard dat een einde van de overeenkomst billijk is. Als de agentuurovereenkomst wordt ontbonden op grond van een dringende reden, is de partij die ten aanzien daarvan een verwijt kan worden gemaakt, schadeplichtig jegens de andere partij.
Schadeplichtigheid (artikel 7:441)
Als sprake is van een partij die schadeplichtig is op grond van artikel 7:439 (onregelmatige opzegging) of artikel 7:440 BW (ontbinding door dringende reden), heeft de andere partij recht op een wettelijk gefixeerde schadeloosstelling. Voor de vaststelling van de gefixeerde schadeloosstelling wordt rekening gehouden met de in de voorafgaande tijd verdiende provisie. In de regel wordt het loon over het tijdvlak van twaalf maanden dat aan de verbreking voorafging berekend. Het is dan dus niet van belang wat de daadwerkelijk geleden schade is. In plaats van de gefixeerde schadeloosstelling kan de benadeelde partij ook volledige vergoeding van de schade vorderen, maar dan zal de omvang van de schade wel moeten worden bewezen.
Klantenvergoeding (artikel 7:442 BW)
Los van het recht om schadevergoeding te vorderen, heeft de handelsagent bij het einde van de agentuurovereenkomst recht op een vergoeding voor zover zijn werk heeft geleid tot belangrijke omzetstijgingen of (de vergroting van) goodwill. Dus als een handelsagent de klantenkring van de principaal heeft uitgebreid of deze in grotere mate dan vóór zijn bemoeienissen heeft uitgebuit, heeft hij recht op een klantenvergoeding. Deze vergoeding bedraagt hooguit de beloning van één jaar en wordt berekend naar het gemiddelde over de laatste (maximaal vijf) jaren. De principaal is in deze klantenvergoeding alleen in een aantal gevallen niet verschuldigd, zoals het geval dat de handelsagent zelf schadeplichtig is.
Concurrentiebeding (artikel 7:443 BW)
De handelsagent kan niet zomaar worden gebonden aan een concurrentiebeding. Een concurrentiebeding in een agentuurovereenkomst is aan een bepaalde vorm gebonden, heeft een beperkte reikwijdte en is ook beperkt in haar duur (max. 2 jaar). Bovendien kan de principaal er niet altijd een beroep op doen. Ook op dit punt wordt de handelsagent relatief goed beschermd.
Tot slot
Zoals gezegd kan van bovenstaande bepalingen contractueel niet worden afgeweken. Met name het einde van de agentuurovereenkomst is vrij specifiek en in het voordeel van de handelsagent geregeld. Bovenvermelde dwingendrechtelijke bepalingen zijn bovendien niet limitatief. Er zijn nog meer bepalingen van dwingend recht op de agentuurovereenkomst van toepassing. Mocht u vragen hebben over een agentuurovereenkomst die u heeft gesloten of wenst te sluiten, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. We adviseren u graag.
Isa (Kriens@kc-advocaten.nl)