Hervorming van de arbeidsmarkt staat op de politieke agenda. Het (inmiddels gevallen) kabinet heeft hiervoor de afgelopen periode concrete plannen gemaakt. Het kabinet heeft zich daarbij met name gericht op het vinden van een betere balans tussen werknemers en ZZP’ers.
Achtergrond
Er zijn de laatste jaren steeds meer mensen gaan werken op basis van een overeenkomst van opdracht. Voor een gedeelte van die mensen geldt dat de vraag kan worden gesteld of zij daadwerkelijk zelfstandige zijn – en dus ondernemer – of dat zij eigenlijk toch als werknemer moeten worden aangemerkt.
Aan die schijnzelfstandigheid zijn volgens het kabinet belangrijke risico’s verbonden, zowel voor de werkende als voor de samenleving. Op werknemers is het arbeidsrecht van toepassing, op ZZP’ers niet. Ook zijn er grote verschillen voor de sociale zekerheid en fiscaliteit.
Het kabinet wil de toepasselijke regelgeving daarom zo aanpassen dat werken op basis van een overeenkomst van opdracht alleen aantrekkelijk is voor echte ZZP’ers – en dus voor échte ondernemers.
Wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden
Een belangrijke oorzaak voor schijnzelfstandigheid is volgens het kabinet het gebrek aan een duidelijke en hanteerbare toets om te beoordelen of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Anders gezegd, het kabinet wil in de wet meer handvatten opnemen waaraan kan worden beoordeeld of sprake is van een arbeidsovereenkomst of niet. Hierdoor moet handhaving door de Belastingdienst ook beter mogelijk worden.
Om het wetsvoorstel nader te kunnen bespreken, is het belangrijk om te weten wat er nu in de wet geregeld is.
Huidige definitie arbeidsovereenkomst
In de wet staat een definitie van de arbeidsovereenkomst. Is aan de in de wet genoemde voorwaarden voldaan, dan is sprake van een arbeidsovereenkomst.
Op dit moment geldt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst wanneer iemand gehouden is om (1) persoonlijk arbeid te verrichten (2) tegen betaling van loon en (3) dit doet ‘in dienst van’ een ander. Dat laatste betekent dat er sprake moet zijn van een gezagsverhouding tussen de werker en de werkverschaffer.
Of in een bepaalde situatie aan die drie voorwaarden wordt voldaan, is in de praktijk niet altijd duidelijk. De onduidelijkheid zit hem vaak met name in de vraag of tussen partijen sprake is van een gezagsverhouding. Zie bijvoorbeeld onze blog met betrekking tot Deliveroo-bezorgers waarin de Hoge Raad de vraag beantwoorde of tussen Deliveroo en de bezorgers een gezagsverhouding bestond.
Voorstel: verduidelijken criterium ‘in dienst van’
Het wetsvoorstel houdt in dat het kabinet partijen meer wettelijke handvatten wil bieden om te kunnen beoordelen is van een arbeidsovereenkomst. Het kabinet wil het criterium ‘in dienst van’, oftewel het begrip gezagsverhouding, verder uitwerken in de wet.
Uitbreiden wettelijke regel
Op basis van het wetsvoorstel is van het verrichten van werkzaamheden in dienst van een ander sprake indien:
- de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkverschaffer; of
- de arbeid of de werker organisatorisch zijn ingebed in de organisatie van de werkverschaffer; en
- de werker de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht.
Aanvullend op wettelijke regel: lijst met indicaties
Het is de bedoeling dat bij algemene maatregel van bestuur een lijst met indicaties wordt vastgesteld, waarin de hiervoor onder A, B en C genoemde elementen nader worden uitgewerkt. Die lijst met indicaties is in beginsel limitatief, dat betekent dat andere factoren geen rol spelen bij de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst.
In de toelichting op het wetsvoorstel is door het kabinet al een lijst met indicaties opgesteld. Deze indicaties zijn voor de liefhebber onderaan dit artikel opgenomen.
Beoordeling = weging elementen
De beoordeling van de vraag of sprake is van een gezagsverhouding, begint altijd met de toetsing van elementen A en B. Alleen als sprake is van element A en/of B, kan sprake zijn van een arbeidsovereenkomst.
Wegen element A en/of B (samen) zwaarder dan element C, dan is sprake van een arbeidsovereenkomst. Weegt element C zwaarder dan element A en/of B, dan is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Zijn element A en/of B (samen) in evenwicht met element C, dan wordt er gekeken naar aanvullende indicaties (die indicaties zijn in de lijst hieronder opgenomen bij ‘Element C+’).
Voorstel: rechtsvermoeden op basis van een tarief
Naast de verduidelijking van het criterium ‘in dienst van’, stelt het kabinet voor om een extra rechtsvermoeden in te voeren op basis van een tarief. Worden werkzaamheden verricht tegen betaling van (minder dan) EUR 32,24 per uur, dan wordt vermoed dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Tot slot
Wat ons betreft is het rechtsvermoeden een goed en nuttig middel om meer duidelijkheid te krijgen over de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat geldt te meer nu wij ons afvragen of het overige gedeelte van het wetsvoorstel, dus het uitwerken van de gezagsverhouding in de wet, doel zal treffen. Het blijft een afweging van een reeks aan omstandigheden, zoals dat nu ook gebeurt op basis van de jurisprudentie. Dat blijft lastig.
Hulp nodig bij de beoordeling of gewerkt kan worden op basis van een overeenkomst van opdracht? Neem contact op!
Indicaties
Wordt het wetsvoorstel aangenomen, dan moet in de toekomst worden beoordeeld of sprake is van een arbeidsovereenkomst aan de hand van de volgende indicaties:
Element A (werkinhoudelijke aansturing):
- De werkverschaffer is bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende moet deze ook opvolgen.
- De werkverschaffer heeft de mogelijkheid om de werkzaamheden van de werkende te controleren en is bevoegd om op basis daarvan in te grijpen.
Element B (organisatorische inbedding):
- De werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de werkverschaffer.
- De werkzaamheden behoren tot de kernactiviteit van de organisatie.
- De werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie.
- Werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.
Element C (voor eigen rekening en risico):
- De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende.
- Bij het verrichten van de werkzaamheden is de werkende zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen.
- De werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de werkverschaffer niet structureel aanwezig is.
- De werkende treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten.
- Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week.
Element C+ (of de werkende zich doorgaans als ondernemer of werknemer in het economisch verkeer gedraagt met betrekking tot vergelijkbare werkzaamheden):
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:
- De werkende heeft meerdere opdrachtgevers per jaar;
- De werkende besteedt tijd en/of geld aan het verwerven van een reputatie en het vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers;
- De werkende heeft bedrijfsinvesteringen van enige omvang;
- De werkende gedraagt zich administratief als zelfstandig ondernemer: is ingeschreven bij de KVK, is btw-ondernemer en/of heeft recht op de fiscale voordelen van het ondernemerschap (zoals ondernemersfaciliteiten).
- Als hiervan geen of beperkt sprake is, dan is er sprake zijn van een werkende die zich doorgaans als werknemer in het economisch verkeer gedraagt.
Heeft u naar aanleiding van het bovenstaande nog vragen? Neem gerust (vrijblijvend) contact op met de advocaten van Ko & Co Advocaten.
Hian Li Ko
Ko & Co Advocaten